Duidelijk is dat de klimatologische en economische problemen vragen om een radicale verandering in het denken en doen van de mens. In de jaren ’70 van de vorige eeuw, ten tijde van de oliecrisis, ging duurzaamheid vooral om het beter isoleren van gebouwen. In de jaren ’90 werd er al meer geëxperimenteerd met integrale architectonische klimaatconcepten, waarin grasdaken, atria en geavanceerde dubbele gevels een centrale rol speelden. Overheden en milieuorganisaties kwamen met nieuwe keurmerken zoals FSC (Forest Stewardship Council), een internationaal kwaliteitskeurmerk voor papier en hout waarvan Reynaers ook gebruik maakt. Hieruit blijkt dat de producten afkomstig zijn uit een duurzaam beheerd bos. En verscheidene keurmerken inzake energiezuinigheid, zoals het keurmerk Passief Bouwen voor gebouwen die zeer weinig energie verbruiken voor verwarming en koeling.
Pas sinds de publicatie in 2002 van het boek ‘Cradle to Cradle’ door architect William McDonough en chemicus Michael Braungart, en de film ‘An inconvenient truth’ over de opwarming van de aarde (Al Gore, 2006), vindt het duurzaamheidsconcept op grote schaal gehoor. Ook in de bouwsector, verantwoordelijk voor een groot deel van de totale CO2-uitstoot in de EU, staat het onderwerp nu bovenaan de agenda. ‘Het probleem is inderdaad nijpend’, aldus Dr. Nigel Jollands, hoofd van de unit Energieefficiëntie van het Internationaal Energieagentschap (IEA), dat een aantal lidstaten evenals de G8 adviseert over energiezaken. ‘We hebben absoluut een energierevolutie nodig. Het huidige systeem is niet duurzaam – het is vervuilend en duur. En gebouwen verbruiken gemiddeld 40% van de nationale energievoorraad . Dus maatregelen nemen om de energie-efficiëntie van gebouwen te verbeteren, is een eerste prioriteit.’